maak kapot
- Geluid: maak kapot (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmak kaˈpɔt / (3 lettergrepen)
- maak ka·pot
- uit maak (werkwoord) en kapot (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
vervoeging van |
---|
kapotmaken |
maak (…) kapot
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotmaken
- Ik maak kapot.
- gebiedende wijs van kapotmaken
- Maak kapot!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kapotmaken
- Maak je kapot?
- Het woord maak kapot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.