Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maag·kramp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maagkramp maagkrampen
verkleinwoord maagkrampje maagkrampjes

Zelfstandig naamwoord

maagkramp v/m [1]

  1. krampende pijn in de maagstreek die ook kan wijzen op hartproblemen
    • De tocht naar voren begint aardig op te schieten, onder andere door steevast de drinkgelegenheid onderweg over te slaan. Om de vijf kilometer staan er de tentjes met energiegevende drankjes. De lopers staan als vee om de trog om ook een kartonnetje zoetwater te krijgen. Met een grote boog loop ik er omheen want vorig jaar bij de halve marathon van Amsterdam nam ik na vijf kilometer zo'n blikje om vervolgens hevige maagkramp te krijgen. Het was niet meer te houden en uit diepe ellende belde ik bij een huis aan: “Mevrouw, mag ik bij U naar de wc”, vroeg ik bij een willkeurige deur. Het mocht. Na gedane zaken rende ik de wc af, voorbij aan de mevrouw die klaarstond met een glas water, om weer achter de stoet aan te hollen. Bij elk tentje verdring ik nu mijn dorst met het idee dat de Ethiopische hardloper Abe Bekila in de marathon op de Olympische Spelen van 1968 in Mexico helemaal niets dronk en zelfs na de finish nog een stukje doorliep. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Derk-Jan Eppink 5 april 1993
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be