• må·te
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord máti dat afkomstig is van het Nederduitse woord mate.

måte o

  1. manier
    «På hvilken måte er piratkopiering skadelig?»
    Op welke manier is piraterij schadelijk?
  2. maat, mate
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   måte     måten     måter     måtene  
genitief   måtes     måtens     måters     måtenes  

[1] takk, i like måte

  • Dank u wel, hetzelfde!

[2] med måte

  • Met verstand / moderaat / met maat.

[2] over all måte

  • Over alle mate.


  • må·te
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord máti dat afkomstig is van het Nederduitse woord mate.

måte o

  1. manier
  2. maat, mate
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   måte     måten     måtar     måtane  
genitief