luiwerk
- lui·werk
- samenstelling van lui en werk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luiwerk | luiwerken |
verkleinwoord | luiwerkje | luiwerkjes |
- een inrichting op een molen voor het ophijsen (luien) en laten zakken (afschieten) van zakken graan en meel.
- voorziening waar de torenklokken inhangen
- Het woord 'luiwerk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.