luierik
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lui·e·rik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luierik | luieriken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de luierik m
- (pejoratief) een lui persoon
- Luieriken moet ik niet hebben, werken moeten ze!
Synoniemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
luieriken |
luierik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luieriken
- Ik luierik.
- gebiedende wijs van luieriken
- Luierik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van luieriken
- Luierik je?
Gangbaarheid
- Het woord luierik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luierik" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be