• lu·cra·tief
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘winstgevend’ voor het eerst aangetroffen in 1733 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lucratief lucratiever lucratiefst
verbogen lucratieve lucratievere lucratiefste
partitief lucratiefs lucratievers -

lucratief

  1. veel (financieel) voordeel gevend
    • De erectiepil Viagra is zeer lucratief. Met Viagra en soortgelijke middelen verdient de farmaceutische industrie jaarlijks zo’n 10 miljard dollar. (NRC 23 maart 2016) 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]