Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lucht·post·brief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord luchtpostbrief luchtpostbrieven
verkleinwoord luchtpostbriefje luchtpostbriefjes

Zelfstandig naamwoord

de luchtpostbriefm

  1. een brief die met een vliegtuig is vervoerd
    • Was de laatste der vijf lichtingen, die met aansluiting op de nachtposttreinen, al geschied? Neen, natuurlijk niet! Zoals elke avond waren wij samen nog ruim op tijd. En terwijl ik een hoekpunt van de lavendelblauwe luchtpostbrief of de zachtgroene enveloppe der Postgiro, alreeds voor driekwart in zijn goedmoedige muil geschoven, nog even liefdevol bewreef tussen duim en wijsvinger van mijn linkerhand, klemde ik mijn rechterarm een wijle dankbaar rond zijn solide schouder.[1] 
    • ‘Diep geroerd’ was documentairemaakster Bregtje van der Haak (41), toen ze zeven jaar geleden van haar geliefde een papieren jurk kreeg van de Turks-Cypriotische ontwerper Hussein Chalayan. In eerste instantie leek het net een luchtpostbrief, eenmaal uitgeklapt bleek het een jurk van Tyvek, stevig papier dat lijkt op het materiaal dat gebruikt wordt voor luchtkussenenveloppes. ‘[2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC H.J. Bussink 6 juni 2013
  2. Volkskrant Joost van den Broek Marlies Dinjens 14 augustus 2008