• lsd
  • Leenwoord uit het Engels of Duits, in de betekenis van ‘een hallucinerend middel’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lsd -
verkleinwoord - -

lsd v / m / o

  1. (scheikunde) lysergeenzuurdi-ethylamide (C20H25N3O) is een stof die kan worden gebruikt als drug
    • wie wat meer wil weten over lsd, kan eens het boek 'The electric kool-aid acid test' van Tom Wolfe lezen over de belevenissen hiermee van Ken Kesey en de Merry Pranksters 
    • Zonder Alexander zou de wereld er anders uitgezien hebben. Voor al die beesten, en voor mij. Het was zo'n geruststelling om 's ochtends wakker te worden na een LSD-trip en het vertrouwde geklater uit Alexanders gieter te horen. [3] 
79 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[4]