Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lot·to
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘loterij’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lotto lotto's
verkleinwoord lottootje lottootjes

Zelfstandig naamwoord

lotto v/m en o

  1. een loterij met een inzet op één of meerdere getallen
  2. een spel met schijfjes op genummerde kaarten
Vertalingen
Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen