Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lol·le·pot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lesbienne’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1906 [1]
  • samenstelling van  lol  en  pot  met het invoegsel -e-  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lollepot lollepotten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de lollepotm [3]

  1. stenen vuurpot die vrouwen in de 17e en 18e eeuw gebruikten om hun benen en onderlichaam te verwarmen
  2. (figuurlijk), (verouderd) vrouw die zich warmt aan de lollepot, vandaar vrouw "die zich aan ontucht met vrouwen overgeeft", lesbische vrouw

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
36 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen