Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • log·ger·tuig
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord loggertuig loggertuigen
verkleinwoord loggertuigje loggertuigjes

Zelfstandig naamwoord

het loggertuigo

  1. (scheepvaart) een schip met twee masten, de voorste groter dan de achterste, met aan de voorste mast een emmerzeil en aan de achterste mast, de druil, een druilzeil
Verwante begrippen

Gangbaarheid