limerick
- li·me·rick
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vijfregelig grappig versje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1932 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | limerick | limericks |
verkleinwoord | limerickje | limerickjes |
de limerick m
- (dichterlijk) een dichtvorm van 5 regels met een vrij strak metrum, bestaande uit twee drievoetige amfibrachen (∪—∪ ∪—∪ ∪—∪), twee regels amfibrachen en jambe (∪—∪ ∪—) en afgesloten door weer een drievoetige amfibrachys
- Hij wijdde er een limerick aan.
- Het woord limerick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "limerick" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "limerick" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
limerick