• lijf·ei·gen·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord lijfeigenschap -
verkleinwoord - -

de lijfeigenschapv

  1. (geschiedenis) (leenstelsel) het lijfeigene zijn
    • In 1781 schafte keizer Jozef II bij keizerlijk besluit de lijfeigenschap af. Ten oosten van de rivier de Elbe werd de lijfeigenschap langer intact gehouden. In Rusland werd de lijfeigenschap pas afgeschaft in 1861