lifeguard
- life·guard
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lifeguard | lifeguards |
verkleinwoord |
de lifeguard m
- (beroep) persoon die waakt over de veiligheid van badgasten en zwemmers in nood probeert te redden
- ▸ De koning ontmoette vanochtend vrijwillige redders en medewerkers van de Reddingsbrigade. Hij sprak met ze over preventie, waterhulpverlening en de opleiding tot lifeguard.[2]
- ▸ De aanwezigheid van lifeguards wordt daarom ook veel belangrijker, vertelt Jagersma. "We zien bijvoorbeeld veel nieuwkomers, zoals statushouders of toeristen die niet goed kunnen zwemmen. Daarop moeten we extra alert zijn, zeker tijdens warme zomers."[3]
- ▸ In deze snikhete week heeft u vast en zeker ook af en toe verkoeling gezocht door in zee of een natuurplas te springen. Dat gaat verrassend vaak mis. Vorig jaar overleden er meer mensen door verdrinking dan in 2017. Judith van Driel, lifeguard op Ameland bij de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij, vertelt hoe dat komt.[4]
- Het woord lifeguard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ lifeguard op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Koning onthult bij Reddingsbrigade: ik was een lifeguard” (16-09-2017), NOS
- ↑ Weblink bron “Structureel tekort strandwachten, maar in Ouddorp hebben ze een oplossing” (03-05-2019), NOS
- ↑ Weblink bron “Podcast Oog: ruzie binnen FvD, icoon Rutger Hauer overleden en weerrecords” (22-07-2019), NOS