Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lies·streek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord liesstreek liesstreken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de liesstreekv / m

  1. (anatomie) deel van het lichaam dat de overgang van de buik naar de bovenbenen vormt
     Arjen Robben kan vier weken niet in actie komen. Onderzoek door Bayerns clubarts Volker Braun op vrijdag in München wees op een spierblessure in de liesstreek van zijn linkerbeen. Robben viel donderdag uit tegen IJsland (0-1).[2]
     Kasper Dolberg meldt zich vandaag toch bij de Deense selectie. De spits van Ajax heeft een flinke kneuzing in zijn liesstreek en was van plan deze week in Amsterdam te blijven, maar de teamarts van de nationale ploeg wil zelf een oordeel vellen over de ernst van de blessure.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Robben vier weken aan de kant” (04-09-2015), NOS
  3.   Weblink bron “Geblesseerde Dolberg toch naar Deense ploeg” (20-03-2017), NOS