• lexi·co·lo·gie
enkelvoud meervoud
naamwoord lexicologie -
verkleinwoord - -

de lexicologiev

  1. (taalkunde) wetenschappelijke bestudering van de woordenschat
     Een totaal van één miljoen Nederlandse woorden komt meer in de buurt, zo becijferde emeritus hoogleraar lexicologie Piet van Sterkenburg in 1989 in het boek Taal van het Journaal.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Ingmar Vriesema
    “Is de woordenschat van het Nederlands klein of groot?” (23 oktober 2007) op nrc.nl