Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·vens·be·gin·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensbeginsel levensbeginselen
levensbeginsels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het levensbeginselo

  1. beginsel waarnaar men zijn leven inricht
  2. dat waarop het leven, het bestaan steunt

Gangbaarheid