lesbo
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- les·bo
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van lesbienne, analoog aan homo [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lesbo | lesbo's |
verkleinwoord | lesbootje | lesbootjes |
Zelfstandig naamwoord
de lesbo v
- (informeel) homoseksuele vrouw
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord lesbo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lesbo" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ lesbo op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be