Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lem·me·tje
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lemmetje lemmetjes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het lemmetjeo dim. tant. [2]

  1. (fruit) Citrus aurantifolia   limoen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

53 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen