Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·gi·tiem
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wettelijk, gewettigd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1301 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen legitiem legitiemer legitiemst
verbogen legitieme legitiemere legitiemste
partitief legitiems legitiemers -

Bijvoeglijk naamwoord

legitiem

  1. in overeenstemming met alle eisen van de wet
    • Het is maar de vraag of dit een legitieme actie was. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen