• le·gi·oen
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘legerafdeling’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord legioen legioenen
verkleinwoord legioentje legioentjes

het legioeno [3]

  1. (militair) (geschiedenis) Romeinse legereenheid, eerst 3000, later 6000 en meer man sterk
    • Asterix als legioensoldaat is een strip uit 1967 
  2. zeer grote menigte
  3. militaire eremedaille
    • Hij herkent hem aan zijn kapotjas, omdat hij altijd zo'n rood ding in zijn knoopsgat droeg, mijn 'legioen van smeer', zoals hij zei. Een scherpzinnig man was Grisonnier niet. Ook niet fijnbesnaard, maar een beste kerel, iedereen mocht hem graag. [4] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]