Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·tijds·munt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leeftijdsmunt leeftijdsmunten
verkleinwoord leeftijdsmuntje leeftijdsmuntjes

Zelfstandig naamwoord

de leeftijdsmuntv / m

  1. munstuk voor mensen boven de 18 jaar waarmee ze een sigarettenautomaat kunnen gebruiken die voor jongeren is geblokkeerd
Synoniemen

Gangbaarheid