Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • las·ci·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord lasciviteit
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lasciviteitv

  1. het dartel of frivool zijn
Synoniemen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be