langa
- lang·ga
- uit het Sranantongo
stellend | |
---|---|
onverbogen | langa |
verbogen |
langa
- (straattaal) lang, langdurig, groot
- Die wachtrij is echt langa, ik heb geen zin meer.
- lan·ga
langa
- [1-2]: langet
langa, v
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lange
- lan·ga
langa
- onbepaalde wijs, tweede vorm naast lange, zie aldaar
langa
langa
- gebiedende wijs van langa
langa
langa
- gebiedende wijs van lange
langa, v
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lange