• lan·ga

langa

  1. verleden tijd van lange
  2. voltooid deelwoord van lange

langa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lange


  • lan·ga

langa

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast lange, zie aldaar

langa

  1. verleden tijd van langa
  2. voltooid deelwoord van langa

langa

  1. gebiedende wijs van langa

langa

  1. verleden tijd van lange
  2. voltooid deelwoord van lange

langa

  1. gebiedende wijs van lange

langa, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lange


langa

  1. lang