• land·ei·gen·dom
enkelvoud meervoud
naamwoord landeigendom landeigendommen
verkleinwoord

landeigendom m/o [1]

  1. het bezit van een stuk grond
     Het is al zeker twee jaar onrustig in Oromia. Een ruzie over landeigendom, waarbij de staat zich land wilde toe-eigenen om de hoofdstad uit te breiden, is uitgelopen op een slepend conflict tussen de overheid en de Oromia-rebellen. Daarbij zijn al honderden doden gevallen.[2]
     Men hoopt dat er landeigendom wordt ingevoerd, dat onder Mao is afgeschaft. Voor mensen op oudere leeftijd zou dat een appeltje voor de dorst kunnen zijn. De Chinese samenleving veroudert snel.Ook wordt er gesproken over het inperken van de macht van grote staatsbedrijven, die veel geld opslokken en weinig presteren. Meer ruimte voor private bedrijven, lagere belasting voor het midden en klein bedrijf en meer marktwerking dus. Op sociaal gebied hoopt men op meer rechten voor de arbeiders die van het platteland naar de stad zijn getrokken en daar geen recht hebben op zorg, onderwijs en sociale voorzieningen. Ze zijn tweederangs burgers.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Ethiopië bevestigt meer dan 50 doden bij anti-regeringsprotest” (Zondag 2 oktober 2016, 13:54), NOS
  3.   Weblink bron
    Door Marieke de Vries en Floris Harm
    “Gaat China echt hervormen?” (Zaterdag 9 november 2013, 09:47), NOS