• land·be·zit
enkelvoud meervoud
naamwoord landbezit
verkleinwoord

het landbezito [1]

  1. het de eigendomsrechten van een stuk grond bezitten
     Die Grondwet werd ingevoerd in 1900 en maakte geen notie van Aboriginals als bewoners van het land. Aboriginals werden gezien als wilden, die geen recht hadden op landbezit. Dat was een vrijbrief voor de blanke kolonisten om het land te bezetten.[2]
     Het Joods Nationaal Fonds is opgericht in 1901 om grond aan te kopen voor Joodse pioniers die naar Palestina gingen. Het heeft dit jaar een budget van ruim 220 miljoen euro en staat bekend om zijn omvangrijke landbezit in Israël.[3]
     De angsten die hij verwoordt, zorgen al decennialang voor spanningen in Assam. Vooral sinds de onafhankelijkheid van Bangladesh op 25 maart 1971 na een bloedige oorlog, die miljoenen vluchtelingen de grens met India overdreef. De spanningen, vooral om landbezit en stemrecht, leidden in de jaren 80 tot rellen waarbij duizenden moslims om het leven kwamen, onder wie ook Indiase burgers van Bengaalse oorsprong.[4]
  2. het stuk land waarvan men de eigendomsrechten heeft
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Australië erkent Aboriginals” (13 februari 2013, 14:41), NOS
  3.   Weblink bron “Zoon verzetsheld komt in actie voor verdreven Palestijnen” (18 november 2016, 17:29), NOS
  4.   Weblink bron
    Aletta André
    “Miljoenen mensen dreigen stateloos te worden in India” (30 december 2018, 17:42), NOS