landarrest
- Geluid: landarrest (hulp, bestand)
- land·ar·rest
- samenstelling van land en arrest
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | landarrest | landarresten |
verkleinwoord | landarrestje | landarrestjes |
het landarrest o
- het niet mogen verlaten van het land
- Door zijn landarrest kon hij zijn thuisland niet ontvluchten.
- De toerist kreeg landarrest in het vakantieland en kon niet naar huis.
- Het woord 'landarrest' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.