Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·ar·rest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landarrest landarresten
verkleinwoord landarrestje landarrestjes

Zelfstandig naamwoord

het landarresto

  1. het niet mogen verlaten van het land
    • Door zijn landarrest kon hij zijn thuisland niet ontvluchten. 
    • De toerist kreeg landarrest in het vakantieland en kon niet naar huis. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid