• ka·mer·ar·rest
enkelvoud meervoud
naamwoord kamerarrest kamerarresten
verkleinwoord

het kamerarresto [1]

  1. verbanning naar iemands eigen kamer; verbod om de eigen kamer te verlaten
     Lavinia had kamerarrest gekregen en er stond iets ingrijpends te gebeuren.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939