• la·che·rig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lacherig lacheriger lacherigst
verbogen lacherige lacherigere lacherigste
partitief lacherigs lacherigers -

lacherig

  1. makkelijk lachend
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]
  1. 14 oktober 2016 NRC
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be