lacherig
- la·che·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | lacherig | lacheriger | lacherigst |
verbogen | lacherige | lacherigere | lacherigste |
partitief | lacherigs | lacherigers | - |
lacherig
- makkelijk lachend
- * De giegelige, lacherige meisjes keken aandachtig naar de uitsloverige jongens.
- * Kirsten Mulder en Daan Schuurmans spelen een koppel dat vastzit: hij lacherig, zij lethargisch. Het andere stel is Jenna en Tomas: emotioneler, explosiever. De artificiële speelstijl van de vier is passend en geestig.[1]
- Het woord lacherig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lacherig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ 14 oktober 2016 NRC
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be