Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • laat·ko·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstellende afleiding van laat en de stam van komen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord laatkomer laatkomers
verkleinwoord laatkomertje laatkomertjes

Zelfstandig naamwoord

de laatkomerm

  1. iemand die (te) laat komt

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen