• lån·sø·ker
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lånsøker     lånsøkeren     lånsøkere     lånsøkerne  
genitief   lånsøkers     lånsøkerens     lånsøkeres     lånsøkernes  

lånsøker

  1. (financieel) iemand naar een lening of krediet zoekt of aanvraagt
    «I åtte saker hadde lånsøker ikke tidligere hatt forbindelse med oss (eller minimal forbindelse). Og i tre saker hadde lånsøker misligholdt tidligere forpliktelser.»
    In acht gevallen had de In acht gevallen had de kredietaanvrager nog niet eerder (of minimaal) contact met ons gehad. En in drie gevallen was de kredietaanvrager in gebreke gebleven bij eerdere verplichtingen. nog niet eerder (of minimaal) contact met ons gehad. En in drie gevallen was de kredietaanvrager in gebreke gebleven bij eerdere verplichtingen.