Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwar·taal·drin·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kwartaaldrinker kwartaaldrinkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kwartaaldrinkerm

  1. (medisch) iemand die met lange tussenpozen overmatig alcohol gebruikt
     Toen hij tegenover een vriend de plaag van het kwartaaldrinken eens quasi-wetenschappelijk met `dipsomanie'had aangeduid, noemde deze hem spottend een paar keer Dip. Sindsdien heette hij Dip voor steeds meer mensen.[2]
     Zowel Kousemaker als collega en vriend Van Driel vertellen dat Schreurs niet altijd gezond leefde. Zo kampte hij met een alcoholprobleem, Van Driel noemt hem een "kwartaaldrinker". "Hij kon ook maandenlang van de drank afblijven. Maar beschermengelen hebben bij hem altijd overuren moeten maken. Vorig jaar had hij ook al twee hartinfarcten."[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Klepzeiker-tekenaar Eric Schreurs overleden: 'Beschermengelen maakten overuren'” (30-05-2020), NOS