kutleven
- kut·le·ven
- samenstelling van kut zn en leven zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kutleven | kutlevens |
verkleinwoord | kutleventje | kutleventjes |
het kutleven o
- (vulgair) (pejoratief) een heel vervelend leven
- ▸ 'Ach,' zegt Donnie en hij haalt z'n schouders op, 'je hebt nog een heel kutleven voor je.'[1]
- ▸ Willemijn Peeters deed gisteren haar verhaal in de krant, nadat ze op een bonnetje zag dat de ober van het restaurant haar te kakken had gezet. 'Geen rietje, wat een kutleven' en 'geen rietje, want ik heb zo’n filmpje op Facebook gezien, echt kut man', stond op het bonnetje geschreven.[2]
- Het woord kutleven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “De verschrikkelijke jaren tachtig” (2018), Lebowski Publishers , ISBN 9789048844982
- ↑ Weblink bron Sebastiaan Quekel“Ober die milieubewuste gast belachelijk maakte voorlopig niet aan het werk” (06-09-2018), Tubantia