Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kroon·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kroonvormig kroonvormiger kroonvormigst
verbogen kroonvormige kroonvormigere kroonvormigste
partitief kroonvormigs kroonvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

kroonvormig

  1. vorm van een kroon hebbend
    • Met deze kroonvormige kristal glazen deurknoppen kunt u in een handomdraai uw meubilair opknappen en uw eigen stijl meegeven!. 

Gangbaarheid