• kroon·ge·tui·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord kroongetuige kroongetuigen
verkleinwoord - -

de kroongetuigev / m

  1. (juridisch) de belangrijkste getuige in een rechtszaak (van de openbare aanklager)
  2. een getuige die zelf een verdachte is, maar die bereid is om in ruil voor strafvermindering tegen één of meer andere verdachten te getuigen
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]