Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kro·nings·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kroningsfeest kroningsfeesten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kroningsfeesto

  1. feest gehouden ter ere van de inhuldiging van een koning
     Enige maanden voor het Weense kroningsfeest was ook de oude koning Frederik Willem I van Pruisen overleden, schaterlachend om een banale grap over de president van de Koninklijke Akademie Gundling.[2]
     De ambassadeur verkocht hem in 1604 aan de Franse koning Hendrik IV, die hem aan zijn vrouw Maria de Medici schonk. Na de dood van Hendrik werd Maria regent. Bij haar kroningsfeest droeg zij de Beau Sancy in haar kroon.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen