Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kroes·kop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kroeskop kroeskoppen
verkleinwoord kroeskopje kroeskopjes

Zelfstandig naamwoord

de kroeskopm

  1. iemand met gekruld haar
  2. (scheldwoord) Zuid-Afrikaans Nederlands: kleurling; persoon van gemengd ras[1]

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Elffers, Hubertus; Viljoen, W.J.
    “Beknopt Nederlands woordeboek voor Zuid-Afrika” (1908), Elffers, Hubertus Viljoen, W.J.
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kroeskop kroeskoppe

Zelfstandig naamwoord

kroeskop

  1. (scheldwoord) (racistisch) kroeskop; iemand die niet blank is
    «Reeds in Salomo se tyd het jy dié gekry wat links (liberaal en dwaas) is, en dié wat regs (behoudend en wys) is (Spreuke 10:2). Sedertdien het niks verander nie, want aan die een kant het jy Malema en die stoofneuse wat die blanke haat en landuit wil jaag en aan die anderkant die verregse blanke wat van die kroeskoppe ontslae wil raak»[1]
    Al in de tijd van Salomo had je linksen (liberaal en dwaas) en rechtsen (behoudend en wijs) (Spreuken 10:2). Sindsdien is er niets veranderd, want aan de ene kant heb je Malema en de 'stoofneuzen' die de blanken haten en het land uit willen jagen en aan de andere kant heb je de extreem rechtse blanken die van de kroeskoppen af willen

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Joos Haasbroek
    “Vaandel” (26 mei 2011)