Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kroeg·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kroegkerk kroegkerken
verkleinwoord kroegkerkje kroegkerkjes

Zelfstandig naamwoord

de kroegkerkv / m

  1. (religie) kerkdienst gehouden in een café
    • Voor één keertje is een kroegkerk natuurlijk wel speciaal, maar of dit nu een blijvend fenomeen gaat worden is maar de vraag. 

Gangbaarheid