Antarctisch krill
  • krill
  • Leenwoord uit het Noors, in de betekenis van ‘plankton’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1950 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord krill -
verkleinwoord - -

het krillo

  1. (kreeftachtigen) het geheel van kleine ongewervelde, garnaalachtige zeedieren die behoren tot de orde Euphausiace  
40 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[3]
  • [1] krill in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] krill op Wikidata