• krijgs·roem
enkelvoud meervoud
naamwoord krijgsroem
verkleinwoord

de krijgsroemm

  1. de eer die militairen behalen op het slagveld
     Ook de Republiek der Verenigde Nederlanden wist wel iets waarvoor zij de Pragmatieke Sanctie wilde ondertekenen: geen grond of krijgsroem, maar de opheffing van de Oostendse Compagnie, die met haar steeds nog groeiende wereldhandel veel nadeel deed aan zowel de voc als de wic.[2]