kredietbrief
- kre·diet·brief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kredietbrief | kredietbrieven |
verkleinwoord | kredietbriefje | kredietbriefjes |
de kredietbrief m
- brief waarmee men kan aantonen dat men kredietwaardig is; brief waarmee men kan aantonen dat men te vertrouwen is
- ▸ Mijn kredietbrief, of hoe moet ik het noemen, is gericht aan Kanafani.[2]
- ▸ Bijna 20 miljoen euro wilde ze lenen. Ze kon een (vervalste) kredietbrief van de UBS Bank in Zwitserland overleggen en toonde rekeningoverzichten waarop haar ‘vermogen’ stond, staat in de aanklacht te lezen schrijft persbureau AP.[3]
- Het woord kredietbrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044640496
- ↑ Weblink bron Marlies van Leeuwen“‘Miljonairsdochter’ blijkt meesteroplichter” (27-03-2019), Tubantia