Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kras·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krasheid krasheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de krasheidv

  1. het flink, gezond en sterk zijn van oudere mensen
    • Shochi, die donderdag 106 werd, is emeritus hoogleraar aan de universiteit van Fukuoka. Vanaf zijn 99e pakte hij regelmatig de trein of metro om lezingen te geven over onderwijs en gezondheid van kinderen in den vreemde. Zelf is hij niet onder de indruk van zijn krasheid. 'Ik heb in mijn hele leven nog nooit gezegd dat ik moe ben.' [2] 
    • Naarden blijkt zelf ook een beetje geschrokken te zijn van eigen krasheid, want hij laat erop volgen: “Zulk fin de siècle-pessimisme is natuurlijk overdreven en eenzijdig. Het belangrijkste voortbrengsel van het Westen in de 20ste eeuw, de welvaartsstaat, weet zich in afgeslankte vorm te handhaven.” Als dat het enige is! Bovendien: hoeveel heeft die verzorgingsstaat te danken aan de noodzaak het communisme, dat in de jaren '40 en '50 sterk gevreesd werd, de wind uit de zeilen te nemen? [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen