Krapéwiwiri
  • kra·pé·wi·wi·ri
enkelvoud meervoud
naamwoord krapéwiwiri
verkleinwoord

de krapéwiwiriv / m

  1. (bloemplanten) Batis maritima   een tweehuizige, altijdgroene zoutminnende vetplant die hangende of oprijzende stammen van een meter lang vormt en o.a. aan de Surinaamse kust voorkomt. De plant kan een struikje worden. De plant is houtvormend. Het hout vertoont geen groeiringen, maar bevat vezelige tracheïden
    • Lagunes gevoed door sedimenthoudend springvloedwater raken na opslibbing begroeid met zoutplanten-of halofytenvegetaties van achtereenvolgens zeepostelein (Sesuvium portulacastrum), krape-wiwiri (Batis maritima) en ten slotte Virginiagras (Sporobolus virginicus), terwijl ondieper wordende brakwaterpannen begroeid kunnen raken met zouttolerante vegetaties, meestal pleksgewijs gedomineerd door planten als tabakatiki-varens (Acrostichum aureum), driekantige bies (Eleocharis mutata), fini-adru of ronde bies (Cyperus articulatus) of zoutgras (Paspalum vaginatum).[1]