Een kranke man toon zijn knie aan een doodgraver.
  • kran·ke
enkelvoud meervoud
naamwoord kranke kranken
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de krankem

  1. (verouderd) iemand die aan een ernstige kwaal lijdt
     Kon Kruidman door de kracht der artsenijgewassen
    de dood niet keren en haar razende grimassen?
    Kon hij de kranke dan, in die benauwde staat,
    bevrijden met zijn vlijt noch redden door zijn raad?
    [1]

kranke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van krank
26 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    H.K. Poot, (ed. M.A. Schenkeveld-van der Dussen)
    “Dichter en boer. Hubert Korneliszoon Poot, zijn leven, zijn gedichten.” (2009), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 978 90 351 3341 9, p. 205
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be