krachtsinspanning

  • krachts·in·span·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord krachtsinspanning krachtsinspanningen
verkleinwoord krachtsinspanninkje krachtsinspanninkjes

de krachtsinspanningv

  1. moeite, arbeid, inzet
    • Ondanks een maximale krachtsinspanning heeft het Nederlandse elftal toch verloren van Turkije. 
    • Toen gooide hij met een geweldige krachtsinspanning het kistje met de letters naar de naderende stad. Het bonkte tegen de muren en barstte uit elkaar. [1] 
  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 100