kornis
- kor·nis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kornis | kornissen |
verkleinwoord | - | - |
- (bouwkunde) horizontale, vaak wat uitspringende band die als versiering aan de bovenkant van een muur of boven een opening daarin is aangebracht
- Tieldeke ging even schoorvoetend tot aan het dakvenster, richtte zich op haar tenen, keek naar buiten. Zij zag twee rijen grijze dakpannen, en vlak daaronder de zwart-vuile, nattige zinken goot van de kornis. [3]
- Het woord kornis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kornis" herkend door:
10 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kornis op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Buysse, C. (eds. A. van Elslander & A.M. Musschoot)"Stemmingen: Het vlasliedje" in: Verzameld werk. Deel 5. (1978) Manteau, Brussel; ISBN 90 223 0456 6; p. 141; geraadpleegd 2019-11-05
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be