• konge·par
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kongepar     kongeparet     kongepar     kongepara
kongeparene  
genitief   kongepars     kongeparets     kongepars     kongeparas
kongeparenes  

kongepar, o

  1. (adel) koningspaar
    «Det thailandske kongepar gav igår kveld en middag for sitt norske vertskap og nærmere 80 inbudte i Norses Rederforbunds lokaler.»
    Het Thaise koningspaar gaf gisteravond een diner voor hun Noorse gastheren en bijna 80 gasten in het pand van de Noorse Redersvereniging.

kongepar

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kongepar


  • konge·par
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kongepar     kongeparet     kongepar     kongepara  

kongepar, o

  1. (adel) koningspaar

kongepar

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van kongepar