kommer
- kom·mer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kommer | - |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord kommer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kommer" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "kommer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kommer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kommer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- kom·mer
Naar frequentie | 67 |
---|
kommer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van komme
- kom·mer
Naar frequentie | 62 |
---|
kommer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van komme
kommer
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van komme
- kom·mer
kommer
- nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van komme
- kom·mer
Naar frequentie | 40 |
---|
kommer
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van komma