Nederlands

 
Koeienstront
Uitspraak
Woordafbreking
  • koei·en·stront
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koeienstront
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de koeienstrontm

  1. de stinkende uitwerpselen van een rund
    • We stoven weg in onze Suzuki en ik draaide het raam open om de lucht van het frisse boerenland op te snuiven. Het stonk naar koeienstront. [2] 
    • Vonkie is bang, gefrustreerd en verveelt zich aanvankelijk stierlijk in de polder. Er is alleen maar gras en water en het stinkt er naar koeienstront. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 19
  3. de Standaard 08 MEI 2015 Veerle Vanden Bosch