• knie·tje·vrij·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
knietjevrijen


onvolledig

knietjevrijen

  1. liefkozen door contact tussen elkaars knieën
    • Onder de tafeltjes zijn schotten aangebracht zodat knietjevrijen of iets onder tafel doorgeven uitgesloten is. [1]
    • Natuurlijk staat dit boek bol van weer een ander soort clichés: de uit jaloezie voortkomende opwinding die de mannelijke medeminnaar voelt bij het bespieden van twee vrouwen in één bed, het inleidend genot van elkaars eten en drinken te mogen proeven, de opgekropte spanning waar na uren knietjevrijen geen ontlading op volgt, en zo verder. [2]
    • Maar als gezegd, dat Tijl Uilenspiegels gesol met die Liefdesbrief is knietjevrijen in vergelijking met de roman rond de Rechters en het Lam, die „Arseen Goedertier of drie dode daders en geen paneel" als titel zou kunnen dragen. [3]